weer aangehaakt bij de oude vertrouwde christelijke jaartelling, waar het inmiddels 1 januari 1806 was geworden. Voor de stamboomonderzoeker in het tegenwoordige Limburg is het dus ruim 12 jaar lang, vanaf de invoering van de Burgelijke Stand rond 1800 (departement Nedermaas), en 6 jaar lang (departement Roer) omrekenen geblazen! Overig Nederland, met uitzondering van ZeeuwsVlaanderen werd pas in 1811 bij Frankrijk ingelijfd, en bleef dus van deze "geniale" Franse zijsprong verschoond. Overigens, het Frans als officiële ambtelijke taal bleef vanaf de inlijving zowel in Zuid-Nederland (1795 en 1801) als in Noord- Nederland (1811) bestaan tot na de aftocht van de Fransen in 1814. In onze streek vertrok de laatste Fransman op 12 Mei 1815 uit Maastricht.
Als men deze ingewikkelde Franse periode heeft doorgeworsteld, moeten wij de overstap maken naar de kerkelijke doop- trouw- en begraafboeken. Wij zijn immers het startpunt (terug in de tijd) van de burgelijke stand gepasseerd en komen terecht in de vóór-Franse tijd, de tijd van de kerkelijke doop- trouwen begraafboeken die door de parochies werden bijgehouden. Voor wat onze provincie betreft, kunnen deze boeken geraadpleegd worden in het Rijksarchief te Maastricht. Zij zijn voor ons van groot belang, omdat zij immers de enige boeken uit de "vóór - Burgelijke Stand - tijd" zijn waarin in chronologische volgorde persoonsgegevens werden aangetekend.
Al direct duikt wederom een taalprobleem op. Na het Nederlands en het Frans achter ons gelaten te hebben (nog altijd terug in de tijd vanaf heden tot in de Franse tijd), maken wij direct vóór 1800 kennis met het Latijn. Het is vanzelfsprekend dat de kerkelijke boeken, ook in de officiële kerkelijke taal, het Latijn werden bijgehouden. Althans, dit geldt voor de traditioneel katholieke gewesten waartoe ook het huidige Limburg en omliggende gebieden behoorden. Omdat deze boeken bedoeld waren als hulpmiddel en geheugensteuntje voor de pastoor, bleef de inhoud zeer beperkt. Dus een korte aantekening zonder veel poespas. Vermeld werd de datum van de doop (dus niet de geboorte!), en de namen van de dopeling en de ouders, al of niet volledig. Veel mensen konden, vooral in de beginperiode, niet lezen of schrijven. De pastoor kon niet anders dan de namen opschrijven zoals deze uit de mond van de aangever klonk. In heel veel gevallen was er geen eenheid in de spelling van de naam. Dit leidde tot een wirwar van schrijfwijzen en verbasteringen van namen. In het hoofdstuk " Iets over namen" wordt hierop verder ingegaan.
De bedoelde boeken werden dag voor dag bijgehouden. De dagelijkse praktijk was dat bijv. een doopsel werd ingeschreven, in het Latijn, met oude lettertypen die wij thans niet meer kennen, handgeschreven en daarom dikwijls zeer slecht leesbaar en dan ook nog namen die dikwijls danig verminkt waren. En dit alles nam 2 tot 4 regels in beslag. Daarna werd er ter afronding een dikke streep onder getrokken, en onder deze streep werd de volgende dopeling ingeschreven. Begin er maar eens aan om in deze brei van half leesbare woorden enige orde te scheppen, die het mogelijk moet maken om gezin voor gezin te reconstrueren. In elke parochie waren wel tientallen Joannessen, Hendricussen of Theodorussen die dezelfde achternaam droegen als de dopeling. Welke Hendricus, Joannes of Theodorus is nu de vader van de dopeling die wij in het doopboek waren tegengekomen ? Gelukkig werden bij de doopsels en bij de huwelijken altijd de getuigen vermeld. En de namen van deze getuigen en de combinatie van de getuigen geven vaak uitsluitsel over de vraag om welke familie het gaat. En als er in een bepaalde parochie decennia lang pastoors zijn geweest die dit gedeelte van hun taak met zorg en correctheid hebben uitgevoerd, kan het nog wel eens meevallen. Bovendien beschikken tegenwoordig de meeste archieven, en zeker het Rijksarchief, alfabetische lijsten van alle doopsels, huwelijken en begrafenissen. Deze lijsten zijn in de laatste tientallen jaren samengesteld door mensen die een betere kijk hebben op deze materie dan een argeloze amateur-onderzoeker! Raadpleging van deze lijsten scheelt een slok op een borrel. Ofschoon misschien niet altijd even correct, zijn zij toch meestal een welkome richtlijn en een controlemogelijkheid voor de eigen bevindingen.
Momenteel wordt er zelfs hard gewerkt om veel archiefgegevens bereikbaar te maken voor bezitters van computers. Men hoeft dan niet meer persé naar het archief toe te gaan! Thuis kan men dan via Internet opvragen wat men nodig heeft. Uiteraard mist men dan wel enorm veel interessante bijkomstigheden en wetenswaardigheden die altijd weer bij raadpleging van originele bronnen te voorschijn komen! Ook krijgt men dan niet de originele stukken of fotokopieën van deze originele stukken op het scherm te zien maar lijsten met namen, plaatsen en data. Fouten die gemaakt worden bij het overbrengen van de oergegevens naar de computer, gaan dan een eigen leven leiden en zullen door iedereen klakkeloos (moeten) worden overgenomen als men er de originele stukken niet bij heeft. Maar niet alles is negatief. Men kan zich enorm veel zoekwerk besparen door de lijsten met namen op te roepen, waarna men ze achteraf nog altijd met de originele stukken kan controleren. Er zullen echter nog heel wat jaartjes verstrijken voor het zover is.
Nadat men de kerkelijke boeken heeft doorgeworsteld, nog altijd terug in de tijd, bereiken wij het eind